We worden geboren met een stromend lichaam. Het is vergelijkbaar met een rivier die stroomt en bruist van het leven.
Tijdens onze kindertijd verandert dit.
Telkens we een impuls van onszelf moeten onderdrukken, gaat een deel van deze levendige stroom verloren.
Hij versmalt, er komt een knik in, zelfs een breukvlak, hij verliest zijn kracht en levendigheid.
Het zijn spanningen die zich na een zekere tijd tot vaste vormen omzetten.
Vele mensen zijn zich hiervan nauwelijks bewust.
Ons bekken en geslacht delen ook in dit proces,
maar in nog veel ergere mate.
Hier komen nog meer geboden en verboden terecht,
leven nog meer angsten
en zijn er nog meer verlangens die geen vorm kunnen krijgen.
Daardoor ontstaat een gordel van spanningszones in en rondom het bekken.
Ons geslacht wordt hierdoor hermetisch afgesloten van de rest van het lichaam,
alsof het een wild dier is, dat gevaarlijk is en in een kooi is gestopt.
Onze seksuele levendigheid die reeds van in onze eerste kinderjaren
aanwezig is, wordt daardoor aan banden gelegd.
Aan de onderkant is er een spanningszone die de benen van het bekken afsnijdt.
Als we onze benen ontspannen laten openvallen merken we hoeveel stijfheid in dit gebied zit. De seksualiteit is daardoor van haar contact met de aarde losgemaakt.
Naarboven vormen de bekkenbodem spieren en botten een aaneengesloten gordel
waardoor de seksuele impulsen niet naar boven noch naar het hart doorstromen.
Vandaar dat er zo weinig hartscontact in het vrijen is en dat de kortstondige opwinding zo overheersend is.
De seksuele golf kan zich niet door het lichaam verplaatsen, maar geeft een kortstondige ontlading in het bekken.
Het geheel aan spanningszones ligt als een kooi om het geslacht heen, ik heb dit "de seksuele kooi" genoemd.